Eind oktober 2014 trokken we naar West-Afrika voor de Benin Classic. We stapten met 22 personen op de vlucht richting Cotonou met onder andere de 'Velotarier', Kim Verhaeghe. Kim ging mee als journalist van Eos magazine om enkele reportages te maken maar is in zijn vrije tijd ook blogger.
De velotariër in Benin
De rit van mijn leven.
De rit van mijn leven. Zo durf ik mijn deelname aan de Benin Classic omschrijven. De mountainbike-tocht van 390 kilometer in zes dagen door het West-Afrikaanse Benin is een project van Vredeseilanden. Elke deelnemer laat zich voor minstens 3000 euro sponsoren. Dat geld wordt geïnvesteerd in lokale landbouwprojecten, waarvan er enkele langs het parcours liggen. Ik had het geluk dat mijn werkgever (Eos) me vroeg of ik mee wilde om er enkele reportages te maken. Het is mijn eerste keer in Afrika. Dat betekent fietsen met open mond en voortdurend 360 graden rondkijken. Een eindeloze stroom aan indrukken en gevoelens. De dagelijkse stroom- en wateronderbrekingen, de afvallawines langs de weg, de armoede en het creatief behelpen bijvoorbeeld, maar boven dat alles vooral de uitbundige ontvangsten in de dorpen, mensen in veelkleurige kostuums die spontaan beginnen zingen en dansen, uitzinnige leerlingen die ons vanuit de vele broussescholen komen toegerend, hun ‘bon arrivée’ ondersteund door tientallen motiverende tikhandjes. Die algemene joie de vivre blijft mijn leven lang aan mijn lijf kleven.

De mountainbiketocht zelf gaat grotendeels over rode zandwegen waar het getuf en getoeter van aftandse motorfietsen heerst. De Beninezen vervoeren er hun lijf en leden op. Ze knopen kippen aan het stuur of droppen een vijftal jammerende geiten in een mandje achterop. Ze slagen erin onzichtbare bagagerekken vol te stouwen met drie meter brede boomstronken, zware zakken houtskool, meubels of matrassen, en laten het er behendig manoeuvrerend tussen de vele putten in de weg nog stabiel uitzien ook. De motorfietsen tuffen soms zo snel dat dorpsbewoners met autobanden, takken en stenen eigenhandig wegversperringen aanleggen in een poging geit en kind tegen het razende verkeer te beschermen. Als fietser heb je er weinig last van. De mountainbike-route negeert de drukste verbindingswegen, en loopt dan over smalle smalle boerenpaadjes langs maniok- en katoenvelden. Af en toe gewoon dwars door de brousse. Benin is behoorlijk rijk aan water. Er zijn moerassen, meren en rivieren en die maken het landschap verrassend groen – toch voor het idee dat ik had van Afrika. De omgeving trekt het hardst aan je mouw op de allerlaatste fietsdag. Dan leidt een brede, dertig kilometer lange boulevard in zand, de “route des pêches”, je langs de kust naar eindbestemming Cotonou. Rechts de oceaan, voor je wiel het gele zand en links het groene binnenland. Kokospalmen flankeren als paradijselijke lantaarnpalen de weg. Op het strand worstelen vissers om hun sloep door de branding te krijgen. Niet veel later gooit een groep uitgelaten mountainbikers zich in de golven. Bestemming bereikt. De reis De reisomstandigheden zijn eerder primitief – stroom- en wateronderbrekingen zijn dagelijkse kost, de variatie in maaltijden is beperkt en je hyperactieve darmtransit geef je “in de boskes” de vrije loop. Tegelijk is de ondersteuning door Vredeseilanden ronduit luxueus te noemen: er is een volgwagen met eten en drank, een fietshersteller en dokter die mee fietsen, een lokale gids en een begeleider die je er tijdig op wijst dat je urine niet meer doorzichtig is (en het dus tijd is om te drinken). Het fietsparcours is vooraf verkend, en de logeerplaatsen (een herberg, een weeshuis, een schooltje) zijn op voorhand geregeld. Het enig wat je op voorhand zelf hoeft te doen is conditie kweken, geld inzamelen, naar enkele infomomenten gaan en je in het Tropisch Instituut tegen zowat iedere bestaande ziekte laten vaccineren.